De Nidos-methodiek in de praktijk: het 4-stappen-analysemodel
Hoe vertaal je deze drie elementen naar de praktijk? Hoe kun je ze als jeugdbeschermer concreet onderdeel maken van jouw begeleiding? Om dit tastbaar te maken hebben we het 4-stappen-analysemodel ontwikkeld. Via dit groeimodel krijg je als jeugdbeschermer steeds meer inzicht in de situatie en de ontwikkeling van het kind. Zo kun je het kind steeds gerichter ondersteunen en inspelen op nieuwe situaties of ontwikkelingen.
Stap 0: Veiligheid en contact
Dit is een voorwaardelijke stap om de analyse te kunnen starten. Je kunt alleen vaststellen of het kind op dit moment veilig is wanneer het kind ook een bepaalde mate van contact ervaart: als het begrijpt dat jij er bent om hem/haar te steunen en zijn belangen in het oog houdt. Pas dan kun je onderzoeken of het kind zich voldoende veilig voelt en of de feiten daar ook op wijzen. Wanneer je dit contact hebt, kun je starten met de analyse. Speelt er iets waardoor je direct moet ingrijpen? Is er bijvoorbeeld mensenhandel in het spel, en moet het kind naar de beschermde opvang worden gebracht? Tijdens de gehele begeleiding, bij ieder gesprek met het kind, kom je weer even terug bij deze stap. Is het kind nog steeds veilig? Zijn we nog steeds in contact met elkaar? Of gedraagt hij of zij zich anders dan anders? Zo houd je de veiligheid altijd in het oog.
Stap 1: De belangrijke mensen in het leven van het kind in kaart brengen
In deze stap vorm je je een beeld van de belangrijke mensen in het leven van het kind. Je brengt het familiaire, sociale en professionele netwerk én de betekenis van deze belangrijke mensen in kaart. Wie maken er deel uit van de (groot)familie? Wat wil de familie of ouder voor het kind? Wie nemen de beslissingen in de familie, bieden steun en kunnen betekenisvol zijn? Het netwerk is deskundig over het kind en zijn/haar situatie; familieleden en personen kunnen betrokken worden en indien nodig gemobiliseerd. Belangrijke mensen zijn bijvoorbeeld de ouders, tantes of een oma die aan het hoofd van de familie staat. Of denk ook aan een leerkracht, een buurvrouw, de priester of imam.
Stap 2: De situatie en ontwikkeling van het kind in beeld brengen
In contact met het kind, de familie en andere belangrijke personen in zijn of haar leven van het kind, verzamel je informatie over de situatie en ontwikkeling van het kind. Hoe verloopt de ontwikkeling van het kind op de belangrijkste levensgebieden, zoals bijvoorbeeld de opvoedsituatie, de gezondheid of de ontwikkeling op persoonlijk gebied, school, werk of andere activiteiten. Waar zit de kracht en wat zijn de kwetsbaarheden. Wat gaat goed en wat is nog lastig voor het kind? Hierbij is het belangrijk om de vertaalslag te maken naar het culturele aspect. Vanuit jouw culturele perspectief zou je een bepaalde factor misschien als negatief ervaren, maar is dit voor het kind helemaal geen probleem.
Stap 3: Betekenis geven aan de verzamelde informatie
Als volgende stap weeg je alle verzamelde informatie op cultuursensitieve wijze: met het oog op de ontwikkeling van het kind trek je conclusies over wat er goed gaat of eventueel zorgelijk is. Deze weging vormt de professionele basis van het begeleidingsplan dat je als jeugdbeschermer samen met het kind en/of de ouders opstelt. Ook weeg je af of er nog extra ondersteuning nodig is. Je analyseert de veerkracht van het kind of gezin; dit betekent dat je kijkt naar de balans tussen stress en kwetsbaarheid versus persoonlijke kracht en sociale steun, en welke invloed de context hierop heeft. Wegingen en beslissingen worden genomen conform Nidos-beleid en vallen onder de beroepscode van professioneel handelen en de richtlijnen van het NJI.
Misschien merk je dat de jongere niet naar school gaat, terwijl dit volgens de leerplicht wel moet. Dan wordt het een doel om ervoor te zorgen dat het kind naar school gaat. Of misschien houdt de jongere van koken en wil hij of zij graag kok worden. Dan kun je als doel formuleren dat je op zoek gaat naar een project in de stad, waar het kind kookles krijgt. Het is belangrijk dat de doelen behapbaar zijn voor het kind. Zo begeleid je hem of haar op een positieve manier naar zijn of haar toekomst.
Stap 4: Wat minimaal bereikt moet worden
Op basis van de conclusies uit stap drie formuleer je in haalbare en concrete doelen wat er minimaal bereikt moet worden in de begeleidingsperiode. Deze doelen vormen de professionele inbreng in gesprekken met het kind en de ouders. Ze worden waar mogelijk aangevuld en aangepast op basis van de inbreng van het kind, het gezin en het netwerk. Het begeleidingsplan bevat dus ook de meningen van het kind, het gezin en de ouders.
In het geval van een ondertoezichtstelling heeft een familie het recht eerst zelf een familiegroepsplan op te stellen. In dat geval stel je voorwaarden op waaraan het plan moet voldoen.